De visdiefkolonie (Sterna hirundo) bij Terneuzen: Blijven er problemen?: De resultaten van een vervolgonderzoek in 2000

Na een sterke daling van het aantal broedparen van de Visdief in de kolonie op het sluizencomplex bij Terneuzen in de periode van 1994 t/m 1999, is in 2000 weer een toename van het aantal broedparen waargenomen. In 1998-2000 bedroeg het aantal broedparen respectievelijk 58, 24 en 127. In 2000 kwamen...

Full description

Bibliographic Details
Main Authors: Bouma, S. (author), Vethaak, D. (author), Meininger, P. (author), Holland, A. (author)
Other Authors: Rijkswaterstaat
Format: Report
Language:Dutch
Published: Rijkswaterstaat, RIKZ 2001
Subjects:
Online Access:http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5e1ecac-a2a7-4e2a-a105-a191038db35e
Description
Summary:Na een sterke daling van het aantal broedparen van de Visdief in de kolonie op het sluizencomplex bij Terneuzen in de periode van 1994 t/m 1999, is in 2000 weer een toename van het aantal broedparen waargenomen. In 1998-2000 bedroeg het aantal broedparen respectievelijk 58, 24 en 127. In 2000 kwamen de eieren na een normale broedduur uit, de uitgekomen jongen vertoonden geen ziekteverschijnselen, zoals waargenomen in voorgaande jaren en de oudervogels vertoonden in tegenstelling tot de periode 1997 t/m 1999 behoorlijk agressief gedrag. Predatie door kokmeeuwen, eksters en onvolwassen zilvermeeuwen was gering en de kolonie was veel sterker begroeid dan in voorgaande jaren (voornamelijk kleverig kruiskruid, kleefkruid, kleine klaproos en akkerdistel). Het broedsucces was in 2000 wederom slecht. Veel jongen stierven op het moment dat ze uit zouden moeten vliegen, waarschijnlijk doordat het voedselaanbod als gevolg van slechte weersomstandigheden niet voldoende is geweest. Chemische analyses tonen aan, dat het niet uit te sluiten is, dat HBCD bijgedragen heeft aan het slechte broedsucces van voorgaande jaren. HBCD gehaltes in de eieren waren in 2000 namelijk weliswaar lager dan in 1999, maar het HBCD gehalte in eieren van Terneuzen was erg hoog en wederom 10-voudig hoger dan in eieren van de Maasvlakte. Daarnaast waren gehaltes van HBCD in zwevend stof, sediment, mosselen, sprot en zeebaars ook dusdanig hoog, dat deze stof medeverantwoordelijk geweest kan zijn voor de in vorige jaren waargenomen ziekteverschijnselen. Naast HBCD waren gehaltes van BDE 47 en BDE 99 in eieren van Terneuzen behoorlijk hoog en een factor 2 respectievelijk 4 hoger dan in eieren van de Maasvlakte. Deze stoffen kunnen mogelijk ook een rol hebben gespeeld bij het veroorzaken van het slechte broedsucces. Alvorens een causaal verband aan te tonen, moeten echter eerst door middel van experimenteel onderzoek de mate van toxiciteit en het toxische werkingsmechanisme van deze stoffen opgehelderd worden. Het is minder waarschijnlijk dat TBT het ...