De Belgische milieubeschermingsmaatregelen voor activiteiten, infrastructuur en voertuigen op Antarctica in het licht van de bevoegdheidsverdeling. Noot bij GwH 7 mei 2020, nr. 57/2020

In deze bijdrage bespreken we het arrest 57/2020 van het Grondwettelijk Hof, en formuleren we enkele bedenkingen hierbij. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in arrest 57/2020 dat de federale overheid bevoegd is om de wet van 21 juli 2017 aan te nemen en aldus om internationale jurisdictie te claimen vo...

Full description

Bibliographic Details
Main Authors: Van Eeckhoutte, Dries, Corthaut, Tim
Other Authors: USL-B - Centre interdisciplinaire de recherches en droit constitutionnel et administratif (CIRC), USL-B - Centre d'étude du droit de l'environnement (CEDRE)
Format: Article in Journal/Newspaper
Language:Dutch
Published: Die Keure - La Charte 2021
Subjects:
Online Access:http://hdl.handle.net/2078.3/245288
Description
Summary:In deze bijdrage bespreken we het arrest 57/2020 van het Grondwettelijk Hof, en formuleren we enkele bedenkingen hierbij. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in arrest 57/2020 dat de federale overheid bevoegd is om de wet van 21 juli 2017 aan te nemen en aldus om internationale jurisdictie te claimen voor de in België of vanuit België georganiseerde activiteiten op Antarctica, evenals de in dat kader gebouwde of geplaatste infrastructuur of voertuigen. Hoewel het Grondwettelijk Hof erkent dat de wet van 21 juli 2017 een aangelegenheid betreft die tot de bevoegdheid van de gewesten behoort inzake leefmilieu en natuurbescherming, oordeelt het Grondwettelijk Hof niettemin dat de federale overheid residuair bevoegd is, bij gebrek aan een geschikt lokalisatiecriterium dat de regeling op pertinente wijze binnen het bevoegdheidsgebied van een bepaald gewest of een bepaalde gemeenschap zou kunnen situeren.